Kort antwoord
De meeste mensen hebben meerdere dromen per nacht. We weten dit uit studies in het slaaplaboratorium waar onderzoekers mensen verschillende keren wakker maakten en hen vroegen of ze droomden - meer dan de helft van de tijd herinnerden ze zich een droom. Verschillende factoren (leeftijd, geslacht, persoonlijkheid, hoeveelheid slaap) beïnvloeden hoe vaak we ons onze dromen thuis herinneren als we niet gestoord worden door slaaponderzoekers.
Langer antwoord
Dromen versus herinneren.
We brengen een derde van ons leven slapend door, waarin we veel fantastische en soms bizarre dromen beleven. Onderzoekers hebben alleen toegang tot dromen door mensen te vragen waarover zij na het ontwaken hebben gedroomd. Wij kunnen mensen vragen een droomdagboek bij te houden, wat betekent dat zij elke ochtend opschrijven (of audio opnemen) welke dromen zij zich herinneren. Of we kunnen hen in vragenlijsten vragen hoeveel en welke dromen zij zich herinneren. Uit deze gegevens kunnen we de droomherinneringsfrequentie schatten: hoeveel ochtenden iemand zich een droom herinnert. Dit verschilt van persoon tot persoon, maar kan ook binnen een persoon veranderen. Wanneer iemand zich een droom herinnert, is dit een goede indicator dat hij of zij daadwerkelijk heeft gedroomd. Wanneer iemand echter geen droom rapporteert, weten we niet of hij geen droom heeft gehad of dat hij een droom heeft gehad maar zich die niet kan herinneren.
Sommige methoden en instellingen vergroten de kans dat je je een droom herinnert. Je zult je bijvoorbeeld meer dromen herinneren als je een droomvragenlijst of droomdagboek invult, of zelfs omdat een onderzoeker je vroeg om je dromen te herinneren. We kunnen het herinneren van dromen nog meer verhogen door mensen in het slaaplaboratorium te laten slapen en ze verschillende keren per nacht wakker te maken om naar hun dromen te vragen. Wetenschappers veronderstellen dat de geheugensporen van dromen kwetsbaar zijn. Als je je niet onmiddellijk na het ontwaken op je dromen concentreert (en zo je geheugen versterkt), verdwijnt het snel, waardoor je het gevoel krijgt dat je niet gedroomd hebt.
Tijdens een nachtrust doorlopen we twee slaapstadia die elkaar afwisselen, de REM en de NREM stadia. Wanneer je in slaap valt, ga je eerst door drie verschillende ‘non-rapid eye movement’ (NREM) stadia waar je steeds dieper in slaap valt. Dit komt doordat hersenactiviteit, ademhalingsfrequentie en de hartslag afnemen in deze stadia. Het laatste stadia van de slaapcyclus is ‘rapid eye movement’ (REM) slaap, waar de hersenactiviteit toeneemt en vergelijkbaar is aan wanneer iemand ontwaakt is. Tijdens dit stadia zijn alle spieren ontspannen behalve die van de ogen, deze bewegen in vlagen. Terwijl onderzoekers aanvankelijk dachten dat mensen alleen in de REM-slaap dromen (80 – 95% van de ontwakingen leiden tot droomverslagen), weten we nu dat meer dan de helft van de tijd mensen ook een droom rapporteren als ze uit de NREM-slaap ontwaken. Toch is de kans groter dat men zich een droom herinnert wanneer men uit de REM-slaap ontwaakt. Mogelijk dromen we minder in de NREM-slaap, of is het geheugenspoor nog zwakker bij het ontwaken uit de NREM-slaap.
Betekent dit dat iedereen droomt?
De meeste mensen die zich thuis geen dromen herinneren, herinneren zich wel dromen als ze wakker worden in een laboratorium. Maar sommige mensen met schade aan specifieke hersengebieden melden nooit dromen, zelfs als onderzoekers hen herhaaldelijk wakker maken. Het is mogelijk dat de hersenbeschadigingen bij deze mensen gebieden aantasten die nodig zijn om te dromen. Daarom suggereren algemene studies dat de meeste mensen bijna elke nacht het grootste deel van de nacht dromen ervaren.
Dus waarom herinneren sommige mensen zich natuurlijk meer van hun dromen dan anderen?
Onderzoekers hebben verschillende factoren geïdentificeerd die verband houden met een hogere droomherinneringsfrequentie: leeftijd (jongere mensen herinneren zich vaker dromen), geslacht (vrouwen hebben een hogere droomherinneringsfrequentie), persoonlijkheidsfactoren (meer ruimdenkende mensen herinneren zich meer dromen), en de hoeveelheid slaap die we krijgen (mensen herinneren zich meer dromen in het weekend). Sommige van deze factoren leiden waarschijnlijk tot een betere droomherinnering omdat ze geassocieerd worden met een beter geheugen in het algemeen (bv. leeftijd), van andere weten we nog niet waarom ze geassocieerd worden met een hogere droomherinnering. Interessant is dat mensen zich meer dromen herinnerden tijdens de pandemie, waarschijnlijk omdat zij meer slaap kregen door thuiswerk.
Kortom, de meeste mensen dromen waarschijnlijk het grootste deel van de nacht, maar verschillende factoren beïnvloeden hoe vaak wij ons onze dromen herinneren.
References
Foulkes, D. Dream reports from different states of sleep. J. Abnorm. Soc. Psychol., 1962, 65: 14–25.
Nielsen, T. A. A review of mentation in REM and NREM sleep: ‘covert’ REM sleep as a possible reconciliation of two opposing models. Behav. Brain Sci., 2000, 23: 851–866; discussion 904–
1121.
Halliday, G. (1992). Effect of encouragement on dream recall. Dreaming, 2(1), 39.